Pleidooi voor een smartphoneverbod in het voortgezet onderwijs.

Studies uit het buitenland laten zien dat leerlingen op scholen met een smartphoneverbod zich beter kunnen concentreren, de stof beter onthouden en hoger scoren op uiteindelijke toetsen. In Nederland wordt te weinig met deze inzichten gedaan, en daar moet verandering in komen.

In tegenstelling tot een groeiend aantal landen laten wij de smartphone oogluikend toe. Scholen mogen zelf besluiten wat ze aan restrictie doen. De vraag is of dat op de juiste wijze gebeurt. Onderzoek laat zien dat een totaalverbod effectiever is dan de halfzachte maatregelen die nu worden genomen.

Groot obstakel voor een verbod is dat velen in het mobieltje nog altijd een toegevoegde waarde zien. De AVS, de Algemene Vereniging van Schoolleiders, wijst een verbod af en ziet in het mobieltje een ‘prima instrument’ om in de les te gebruiken. De smartphone kan worden ingezet als leermiddel, bijvoorbeeld om informatie op te zoeken, ondersteunende filmpjes te bekijken of om een quiz te spelen. De argumentatie voor de effectiviteit van dit soort lesmethodes is echter zwak en wordt niet ondersteund door wetenschappelijk bewijs. Integendeel. De wetenschappelijke bewijzen voor de negatieve invloed van de smartphone op het leerproces stapelen zich op.

Onderzoek van de London School of Economics liet bijvoorbeeld zien dat leerlingen die hun mobieltje tijdens de les als hulpmiddel mochten gebruiken een gebrek aan focus, een verminderd concentratievermogen en een verminderde cognitieve capaciteit hadden, met aantoonbaar slechtere studieresultaten tot gevolg. Vergelijkbare studies wijzen hetzelfde uit. Het idee dat kinderen, in tegenstelling tot volwassenen, wél prima in staat zouden zijn om zonder concentratieverlies te kunnen schakelen kan dan ook naar het rijk der fabelen worden verwezen. Multitasken tijdens leerprocessen is simpelweg inefficiënt.

Ook is voor de meeste leerlingen de verleiding te groot om tijdens het opzoeken van informatie op meldingen te reageren, of om te kijken of er nog berichtjes zijn. Al gauw zijn ze met hun gedachten elders, en meer bezig met hun telefoon dan met wat de leraar zegt. De smartphone met al zijn apps, gericht op maximale schermtijd, zal elke mogelijkheid benutten om de aandacht van de leerling te trekken – vergeet niet dat één op de zes jongeren inmiddels met een ernstige social mediaverslaving te kampen heeft.

De meeste leraren zijn er inmiddels dan ook achter dat –hoe verrassend- het toestaan van de smartphone tijdens de les het lesgeven nagenoeg onmogelijk maakt. In landen als Frankrijk, China, Australië en Iran heeft dat besef er voor gezorgd dat smartphones op school bij wet verboden zijn, en bijna alle scholen in het Verenigd Koninkrijk hebben inmiddels zelf een totaalverbod ingesteld. Bij binnenkomst verdwijnt de telefoon in een kluisje, en mag er pas weer uit bij verlaten van het schoolgebouw. Niet alleen bevordert dit de leerprestaties, ook het probleem van online pesten en het maken van ongewenste foto’s en filmpjes van elkaar wordt zo in één klap opgelost.

In Nederland vindt men het echter voldoende als leerlingen hun mobiel tijdens de les niet voorhanden hebben. Leerlingen mogen hun telefoon tijdens de les in hun tas bewaren, of in een telefoonzak die in het lokaal aan de muur hangt. Maar ook dan leidt de telefoon nog af. Onderzoekers van de Universiteit van Chicago ontdekten dat zelfs de wetenschap dat de smartphone in de buurt is, ten koste gaat van de cognitieve capaciteiten van leerlingen. Vergelijk het met de wetenschap dat er een reep chocola in je tas zit terwijl je net met pijn en moeite hebt besloten om minder te snoepen. Hoe intensiever iemand zijn telefoon gebruikt, hoe sterker dit effect optreedt. Omgekeerd geldt hetzelfde: hoe verder weg, hoe minder je hem mist.

Wat men tevens niet voldoende beseft, is hoe de smartphone tijdens leswisselingen alsnog voor onrust zorgt. Het eerste wat de leerlingen bij het verlaten van het lokaal immers doen, is hun mobiel tevoorschijn halen. Tijdens hun gang naar de volgende les consumeren ze vervolgens zoveel dopamine-shotjes als mogelijk is. Tegelijkertijd komen er berichten van thuis of van vrienden binnen. Wederom zijn hun gedachten verplaatst, wederom moet hun brein een extra inspanning leveren om terug te schakelen. Informatie van buiten trekt de leerling voortdurend het schoolgebouw uit, en brengt onrust het schoolgebouw in.

Ook buiten schooltijden blijft het toestel voor onrust zorgen. Net zoals bij volwassen het onderscheid tussen werk en vrije tijd vervaagt omdat ze door de smartphone voortdurend bereikbaar zijn, dreigt ook bij kinderen het onderscheid tussen schooltijd en vrije tijd te vervagen. Inmiddels nemen vrijwel alle leerlingen via de telefoon kennis van hun cijfers en huiswerk. Waar dit soort informatie voorheen tijdens de les zelf bekend gemaakt werd, waardoor er sprake was van een afgebakend geheel, kan informatie van school nu op elk moment van de week binnenkomen, ook op momenten dat de leerling net in een andere les zit of op momenten dat hij niet bezig hoort te zijn met school. Structuren die voor rust en overzicht zorgen, brokkelen hierdoor ongemerkt af.

Een volgende goede reden om de smartphone uit het schoolgebouw te verbannen is dat ook de leraar zich door de alomtegenwoordigheid van het mobieltje in zijn taak gehinderd ziet. Docenten zijn extra tijd kwijt aan het controleren of leerlingen geen andere dingen aan het doen zijn en aan het herstellen van rust en focus, en dat terwijl leraren al zoveel meer moeite hebben met orde houden dan vroeger.

Ook een op het oog goede oplossing als een telefoontas zorgt in de praktijk voor onnodig gedoe. Het verplicht inleveren van de telefoon kan voor een negatieve start van de les zorgen. Sommige leerlingen vergeten om hun telefoon in de tas te doen of om het geluid uit te zetten. Anderen gaan in discussie met de leraar, of zien het als een uitdaging om hun telefoon alsnog naar binnen te smokkelen. Regelmatig wordt een les verstoord omdat er een telefoon in de telefoontas overgaat, of omdat een leerling alsnog op telefoongebruik wordt betrapt. Aanwezigheid van de smartphone gaat zowel direct als indirect ten koste van de effectieve lestijd.

Zoals we allemaal weten, heeft het Nederlandse onderwijs met nogal wat problemen te kampen. De leerresultaten zijn al jaren ondermaats, er is een tekort aan goede leraren, de werkdruk groeit en docenten zijn steeds meer tijd kwijt aan administratieve zaken en aan het houden van orde. Door de verantwoordelijkheid voor smartphonegebruik bij de docent te leggen krijgt hij er opnieuw een taak bij die niets met onderwijzen te maken heeft.

Het laatste belangrijke argument om het mobieltje op school te verbieden, is dat het een effectieve maatregel is om ongelijkheid tegen te gaan. Uit onderzoek bleek al dat leerlingen op scholen met een smartphoneverbod gemiddeld hogere cijfers halen. Maar wat hierbij met name aan het licht kwam, is dat vooral de slechter presterende leerlingen van het verbod leken te profiteren. Ik twijfel er dan ook niet aan dat juist leerlingen uit zogeheten achterstandsmilieus zullen profiteren van een verbod.

Iedereen met een beetje boerenverstand kan bedenken dat het mobieltje geen toegevoegde waarde heeft. Alle informatie die nodig is, hoort gewoon in het lesboek te staan. Leerzame filmpjes kunnen door de leraar getoond worden. Bij lesonderdelen waarvoor het internet onontbeerlijk is, kan een speciaal daarvoor ingerichte laptop worden gebruikt. En als het gaat om het vaardig worden in het opzoeken van informatie zelf, een ander veelgebruikt argument, kunnen daar vakoverstijgende medialessen voor worden ingevoerd.

Een andersoortig argument is dat ouders graag willen dat hun kind bereikbaar is tijdens schooltijd. Maar welke zaken zijn er, behalve ziekte of sterfte, nu werkelijk belangrijk genoeg om de focus van je kind te verstoren? Als er écht iets aan de hand is, kunnen ouders –net als vroeger- gewoon de school bellen. Het bereikbaarheidsargument past helaas in de trend dat scholen zich steeds meer voegen naar de eisen van leerlingen en ouders, in plaats van andersom.

Om onze laconieke houding te begrijpen, is het van belang om te beseffen dat het Nederlandse onderwijs traditiegetrouw een grote vrijheid kent. Dientengevolge legt de politiek de verantwoordelijkheid voor het smartphoneprobleem graag bij de scholen zelf. Deze schuiven de verantwoordelijkheid vervolgens door naar de leraar, met als excuus dat die zelf het beste in kan schatten wat goed is voor zijn leerlingen. De waarheid is dat scholen de ernst van het probleem niet onder ogen willen zien. De problematiek erkennen, zou immers betekenen dat er maatregelen moeten worden genomen. Daarnaast is er de vrees dat een verbod op weerstand van leerlingen en ouders zal stuiten. Dat laatste is een probleem aangezien scholen met elkaar moeten concurreren om leerlingen.

Tevens past het toestaan van de smartphone in een ontwikkeling die sinds enige decennia gaande is in Nederland, namelijk de verschuiving van de school als kennisinstituut naar vormingsinstituut. In het kader van de zogenaamde zelfontplooiing wordt de leerling een grote mate van autonomie toegekend, en steeds meer geacht om zelf de regie over zijn leerproces te voeren. Deze manier van denken is in lijn met het veelgehoorde argument dat kinderen zelf moeten leren om op een verantwoorde manier met hun mobiel om te gaan, aangezien de smartphone nu eenmaal onderdeel van het leven is.

De praktijk wijst echter uit dat voor veel leerlingen het beroep op zelforganisatie te hoog is gegrepen. Op basis van psychologisch onderzoek is inmiddels bekend dat we te snel zelfredzaamheid verwachten op gebieden waar leerlingen er nog niet klaar voor zijn. Vrij vertaald: dat kinderen voldoende discipline zouden hebben om zelfstandig hun smartphonegebruik te reguleren is een naïef en schadelijk uitgangspunt. Het lukt ons volwassen al nauwelijks om op een verstandige manier met de smartphone om te gaan, laat staan het puberbrein dat primair is gericht op korte termijnbevrediging. Sommige besluiten moet je gewoonweg niet aan kinderen zelf overlaten; zeker niet als we ons bedenken dat de discipline van Nederlandse scholieren tot de laagste van Europa behoort en dat het in de klas drukker is dan ooit.

De misschien wel meest schadelijke overtuiging is dat er geen noodzaak meer is om dingen uit je hoofd te leren, aangezien je met je smartphone in je zak instant toegang hebt tot alle kennis die je nodig hebt. Dit biedt ruimte om de focus op parate kennis en cognitieve vaardigheden te verleggen naar focus op samenwerken, creativiteit en sociaal-emotionele vaardigheden, ook wel ‘soft skills’ genoemd. Geheel in de geest van de jaren zeventig wordt het belang van concrete kennis gerelativeerd, en de nadruk op discipline als niet meer van deze tijd beschouwd. Hoewel we tegenwoordig beter zouden moeten weten aangezien we al jaren kampen met dalende resultaten op vrijwel alle gebieden, houden dit soort naïeve ideeën nog altijd hardnekkig stand. Vakkundig en gemotiveerd personeel is inmiddels steeds moeilijker te vinden, en dat zou te denken moeten geven.

Al met al zijn we in een onzalige situatie terechtgekomen. De wereld verandert razendsnel, en als gevolg van digitale technologie dient de werkelijkheid zich steeds gefragmenteerder aan. Om in reactie hierop het onderwijs ook steeds gefragmenteerder in te richten is precies de verkeerde reactie. Onze kinderen verkeren in een voortdurende staat van overprikkeling en worden doorlopend gebombardeerd met afleidende informatie. Tijdens het leerproces dienen we leerlingen hier zoveel mogelijk voor af te schermen.

Alle onderzoeksresultaten wijzen in dezelfde richting: concentratievermogen en cognitieve bandbreedte van de leerling zijn beperkt, en je moet niet meer besluitvorming aan hem overlaten dan hij aankan. Ook niet aan de leraar, want die moet al veel meer multitasken dan goed voor hem is – bedenk dat inmiddels een kwart van de Nederlandse leraren met burnoutklachten te maken heeft. Aanwezigheid van de smartphone leidt tot verstrooiing van de aandacht en gaat ten koste van focus en geduld. Een verdere daling van de schoolprestaties is gewoonweg onacceptabel, zowel in moreel als in maatschappelijk opzicht. Elke stap die bij kan dragen aan het keren van deze trend is, hoe klein ook, de moeite van het nemen waard. Hoog tijd om ons serieus te bezinnen op een smartphoneverbod.

 

Bronnen:

Ward, A.F., Duke, K, Gneezy, A. & Bos, W.M. (2017). Brain drain: the mere presence of one’s own smartphone reduces available cognitive capacity. Chicago: University of Chicago.

White, R., Wyn, J. & Robards, B. (2017). Youth and society. Oxford: Oxford University Press ANZ.

Beland, L. & Murphy, R. (2015). Ill communication: technology, distraction & student performance. Londen: The London school of economics and political science.

Kuznekoff, H. & Titsworth, S. (2012). The impact of mobile phone use on student learning. Ohio: Ohio University.